Hoe publiceerde Luther zijn stellingen?






Voor de Nieuwe Rotterdamse Courant van 31 oktober 1917, de dag waarop het vierde eeuwfeest van de Hervorming (1517-1917) herdacht zou worden, leverde ook Johan Been een bijdrage. Hoewel het voor Been een kans bij uitstek moet zijn geweest om eens stevig uit te pakken over de belangrijke rol die de Reformatie in de Brielse geschiedenis heeft gespeeld, weet hij zich te beheersen. Over dit onderwerp heeft Been in de Brielse Taferelen, zijn historie van Den Briel, in het hoofdstuk 'Lutheranisme en Wederdoperij', immers al uitvoerig bericht.

Misschien dat zijn krantenstukje bij de 400-jarige herdenking daarom van een kinderlijke eenvoud was. Onbevangen vroeg Been zich af, op welke manier en onder welke weersomstandigheden Luther zijn stellingen op de bekende kerkdeur had bevestigd. Been stelde zich voor hoe Luther 'die historische avond voor Allerheiligen met een koperen stijfselpot naar de slotkerk van Wittenberg was gegaan, en daar stiekem in het donker- want het is al vroeg avond op 31 oktober- dat biljet op de kerkdeur had geplakt'.
Been had dus niet gedacht aan donderende hamerslagen, maar aan stiekem plakken en nog wel in het donker. Toch dacht hij nu, bij het schrijven van een toch wel serieus artikeltje, dat het anders gegaan moest zijn. Om zich een goed beeld te kunnen vormen van hoe het er op die avond van 31 oktober 1517 aan toe was gegaan, daar bij de slotkerk van Wittenburg, besloot Been er zelf onderzoek naar te doen. Het Brielse archief kon hem, wat deze vraag betreft, niet inspireren. Hadden de vermaarde geschiedschrijvers hier misschien iets meer over geschreven? Waren er ooggetuigenverslagen overgeleverd, of had Luther misschien zelf hier iets over geschreven? Been wilde het naadje van de kous weten en startte zijn speurwerk.

In de 'Deutsche Geschichte im Zeitalter der Reformation', van Leopold von Ranke, vindt Been de woorden ...schlug Luther an den Thüren derselben 95 Streitsätze an. In een Franse vertaling van William Robertsons verhandeling over Luther staat: Il publia quatre-vingt-quinze theses. In het werk van Weber wordt gesproken over vasthechten, bij Wijnne staat sloeg aan en Streckfuss beschrijft het als sloeg aan de deur met eigen hand. Been verzucht: 'Hoe heeft Luther dat nu gedaan? Schreef hij op een oneindig groot papier of op een groot getal reepjes en nagelde of plakte hij die vast?' Deed hij dit alleen of had hij hulp, was het mooi weer of regende het?
Been kwam er niet uit en eindigde zijn artikeltje met de vraag: 'Misschien kan de redacteur of een ander geleerd deskundige als ze zich tenminste niet al te zeer ergeren aan dit naïeve verzoek, uit getuigenis van tijdgenoten van die gebeurtenis of hoe zij zich die voorstellen, mij eindelijk eens uit de droom helpen(...)Hoe heeft Luther 'm dat op 31 oktober 1517 "gelapt"?'

De volgende dag kon Been in het avondblad, de NRC, zijn stukje teruglezen met de gevraagde aanvulling van de redactie. De redactie was hem weliswaar ter wille geweest, maar had geen volledig antwoord op de vragen van de heer Been kunnen geven.

'Om te beginnen', zo schrijft de redactie, 'heeft Luther zijn stellingen niet in de schemering van de korte herfstdag, maar om twaalf uur 's middags aangeslagen. (...) De stellingen waren in het gedrongen Latijn met veel afkortingen geschreven, hoogstwaarschijnlijk niet met Luther's eigen hand. Ze waren in placcaat-vorm gerangschikt in drie groepen van 25 en een van 20 cm. Het placcaat behoeft daarom niet langer geweest te zijn dan 1.50 M. Of Luther aanplakte dan wel spijkertjes gebruikte meldt de geschiedenis niet; ook heden ten dage plegen de bekendmakingen 'ad valvas academicas' meer geprikt dan geplakt te worden.(...)'
Na een uitweiding over de drukgeschiedenis van de 95 stellingen, vermeldt de redactie in een nawoord nog, 'dat den 1 Nov. 1517 niemand op Luther's Stellingen gereageerd heeft. Daarna zoveel te meer- dan echter niet in het kleine Wittenberg alleen, maar al spoedig in geheel West-Europa'.

Ook in Brielle kreeg Luther zijn aanhangers en ook in dit stadje werd de viering van de Luther-herdenking op 31 oktober een traditie. Zelfs zo, dat in het uiterst zware oorlogsjaar 1917 vele Briellenaren naar de onverwarmde Catharijnekerk kwamen om er de herdenkingsbijeenkomst bij te wonen. Ook Been ging er heen. In zijn oorlogsdagboek noteerde hij:





31 oktober 1917
Nederland staat vandaag in het teken van de Luther-herdenking. Ik ben in de Sinte-Catarinakerk geweest die mystiek verlicht was door kaarsen. De kerkklok luidde voor de aanvang, en het geheel was meer een godsdienstoefening dan nu juist een herdenking. Een zangkoor zong het hele Lutherlied, wat op de duur eentonig werd; het tweede nummer, n.l. een vrije compositie van Gez. 254 was mooier, en het orgelspel heel mooi. Er was een verbazende menigte mensen in de kerk, wat te meer trok omdat ook in de Protestantenbond een bijeenkomst was.