
Kom bij de Brielse visserij!
door Johan Been
De oorspronkelijke titel van onderstaande dialoog luidt:
"Catechismus voor de Brielse Zeevisserij"*)
Aan het einde van de 19e-eeuw toen Den Briel nog slechts een schim van de eens zo welvarende 16e eeuwse vissersstad was, werd het plan geopperd de zeevisserij nieuw leven in te blazen. Als voorvechter van het Brielse belang werpt Johan Been zich op om nieuwe ideeën voor meer welvaart aan de man te brengen.
Zou er te Brielle niet een visserij opgericht kunnen worden? Ja. Even zo goed als te Zwartewaal en elders. Maar in die plaatsen hebben ze volk en hier niet. Hoe zal dat gaan? In Brielle zou men moeten beginnen met een vissloep, waarop voor het grootste gedeelte volk van een andere plaats vaart. Zouden die vissermannen wel in Den Briel willen wonen? Men moet beginnen met een soort jaargeld aan die mensen te geven, bij voorbeeld huishuur of zoiets. Wonen zij eenmaal hier, dan worden hun kinderen Brielse vissers. Dus als ik u wel versta, zoudt ge in de toekomst hier vissers willen kweken? Gij hebt het recht verstaan. Den Briel kan niet in een dag en een nacht een vissersplaats worden. Maar met geduld en volharding en bovenal Gods zegen kan dat geschieden. Alles goed en wel. Maar kunnen die vissloepen van hier wel in zee komen? Zij kunnen dezelfde weg gaan, welke die van Zwartewaal volgen. Is er niet een andere weg? Wel zeker! Zij kunnen ook met goed weer het Brielse Zeegat uitvaren. Licht mij dat nader toe? Dat is zeer eenvoudig. Het Brielse Zeegat staat nu eenmaal in slechte naam. Er is ook niet een blad, dat vermeldt, wanneer er een diepergaand vaartuig uit of inkomt. En toch staat er bij gewoon laag water 19 à 20 palm water. Dus kunnen de schepen hier met de vis komen om ze hier te verkopen? De vis moet hier in Den Briel komen. Met de wintervaart moet de schipper vrijheid hebben om met de vis te gaan, waar hij denkt, dat het 't best is. Bijvoorbeeld naar Nieuwediep, IJmuiden of Rotterdam. Wat geeft het dan voor Den Briel als de vis hier niet komt? Wij moeten het geld hebben voor Den Briel, maar niet de vis. Maar komt zo'n vissloep dan in het geheel niet in Den Briel? Wel zeker. Drie of vier keer per jaar. Waarvoor? Wel dan wordt alles schoongemaakt en er wordt ingeslagen, wat men nodig heeft en met de vissers wordt afgerekend. Hoeveel mensen varen er op een vissloep? Dertien koppen. Hoe zijn die verdeeld? Op een sloep zijn er: een Schipper, zeven matrozen en vijf jongens. Die vijf jongens hebben verschillende namen: 1e oude jongen, 2e middelste jongen,3e inbakker, 4e kleine jongen, 5e speeljongen. Waartoe die verschillende namen? Die staan deels in verband met de verdiensten, deels met verschillende bezigheden. Leg mij dat uit van de verdiensten, want deze boezemen mij voornamelijk belang in. Als ik wel versta, is uw begeerte te weten, hoe het geld van de opbrengst van de visvangst onder de Rederij en de vissers verdeeld wordt. Hoewel dit niet zo gemakkelijk is, zal ik het beproeven. De gehele opbrengst van de visvangst wordt, na aftrek van de onkosten, in 200 gelijke delen verdeeld. Hebben deze delen soms een bijzondere naam? Ja, Deze delen worden altijd lijnen genoemd. Wanneer ik dus van een lijn spreek, bedoel ik steeds 200e deel van de zuivere opbrengst. Zeg mij nu, hoe die verdeling toe gaat. De Rederij krijgt 72 lijnen; De schipper, 16; Zeven matrozen 84; Oude jongen 9; Middelste jongen 7; Inbakker 5; Kleine jongen 3; Speeljongen 2. Samen 198 lijnen. Nu komt ge echter nog twee lijnen te kort; waar blijven die? Als er een flinke jongen aan boord is, krijgt die in de regel als beloning een lijn meer. Zo gebruikt men de twee lijnen om flinkheid te belonen. Mooi zoo, nu begin ik het te begrijpen. Dus een matroos verdient bij elke reis van 1000 gulden het aardige sommetje van 60 gulden. Ja, maar niet van de eerste duizend gulden. Dat begrijp ik weer niet. Hoe komt dat? Wel, de sloep moet eerst haar onkosten bedruipen. Is zij boven haar onkosten, dan kan men de rekening als boven stellen. Hoeveel onkosten heeft de sloep? Dat is niet altijd hetzelfde. Als een sloep in oktober gaat varen, staat zij voor duizend à 1200 gulden in het krijt. Zijn echter die boven water, dan kan men gaan rekenen, zoals ik u dat daarstraks heb uitgelegd. Als ik dat alles zo hoor, zou ik zeggen: hier in Den Briel moet een visserij komen.

*) De samenspraak verscheen onder de titel, "Catechismus voor de Brielse Zeevisserij", in het "Weekblad voor Voorne, Putten, Overflakkee en Goedereede", 14 juli, 1897.