Zondagsheiliging van Nieuwjaarsdag met harde hand ingevoerd

(Een toelichting op het eerste blaadje van de reeks Brielse Kalenderstukjes die, gekoppeld aan de oorspronkelijke kalenderdata, gedurende het jaar 1898 in het "Weekblad van Voorne, Putten, Goedereede en Overflakkee" verschenen.)


Het Brielse raadhuis met bordes


In 1575 deelde Don Luis de Requesens, landvoogd van de Nederlanden*) per plakkaat mee dat ook in de Lage Landen het nieuwe jaar officieel op 1 januari begon. Vanaf die tijd werd 1 januari de officiële Nieuwjaarsdag, een vrije dag om het nieuwe jaar in te luiden. Maar over de manier waarop de Nieuwjaarsdag gevierd werd, waren de heren van het kerkbestuur niet te spreken. Viel Nieuwjaarsdag echter op een zondag, dan was er niet zoveel te klagen, maar wanneer 1 januari op een doordeweekse dag viel, dan bleken er aanzienlijk minder kerkgangers aanwezig te zijn. En dat nog wel in de Catharijnekerk, de hoofdkerk van Den Briel die Prins Maurits, in 1618 hoogstpersoonlijk niet meer aan de remonstranten, maar aan de contra-remonstranten had toegewezen.
In die kerk konden nu de contra-remonstranten, de zogeheten slijkgeuzen,**) dankzij het optreden van de Prins, als vanouds, elke zondag, hun dominee Willem Crijnsze, horen preken. En zoals dat altijd het geval was bij de bekende slijkgeuzenpredikant,***) hoorde daar een volle kerk bij. Maar nu bleek, en dat tot grote ergernis van het kerkbestuur, er op de nieuwe vrije Nieuwjaarsdag weinig animo te zijn voor de kerkdienst.
In navolging van de naburige gemeenten besloot nu ook de Brielse kerkeraad van 1 januari een verplichte kerkdag te maken. Verreweg de meeste Brielse contra-remonstranten, die streng in de leer waren, volgden ook nu dominee Crijnsze trouw, ook al ging dat niet bij iedereen van harte. Om die reden werd de contra-remonstrant die op Nieuwjaarsdag niet ter kerke ging en zich met lichtvaardigheden als drank, kleiduivenschieten en balspelen wilde vermaken, met strenge hand en onder dreiging van forse boetes bij de les geroepen. En om het onontkoombaar te maken, lieten de contra-remonstranten naar de gewoonte van die tijd hun beginselen vanaf het bordes van het Brielse raadhuis voorlezen.

1 Januari 1620. In Den Briel wordt de kerkelijke viering van den Nieuwjaarsdag ingevoerd.

Bij publicatie van 29 Dec. 1620 werd bekend gemaakt dat "alzoo in meest al de naburige steden het, tot nu toe gebruikelijk is geweest dat men houdt, viert en God den Heere Almachtig heiligt de Nieuwjaarsdag, om dien met prediken en God den heer te dienen en lof toe te brengen", het in Den Briel van nu voortaan zoo het geval zou zijn, te beginnen met Vrijdag, den 1en Januari 1620. "Waarom een ieder wordt gelast en bevolen God den Heere den voornoemden dag te vieren en te heiligen, en zich van alle handwerk, drinken, balslaan, klootschieten, kaatsen, en andere lichtvaardigheid te onthouden, op straffe dat hij, die bevonden zal worden daartegen gedaan te hebben,verbeuren zal een boete van 3 ponden, te 40 grooten (1) het 'pond', waarvan de helft voor den officier, de rest voor de armen zou zijn.

(1) Een groot deed 2½ cent; een pond was dus 20 stuivers.



----------------------------------------------------------------------------------------


Noten:
*) Landvoogd van 1573 tot 1576; Voor die tijd begon het Nieuwjaar op eerste Paasdag.
**) "Slijkgeuzen", deze bijnaam dankten de contra-remonstranten aan het feit dat ze vaak over modderige polderwegen moesten lopen om op het platteland in schuren ter kerke te gaan
***) In de rubriek Uit de Brielsche Archieven (geschreven door Johan Been) verscheen in "De Nieuwe Brielsche Courant" vanaf 1915 een lijst van alle predikanten van de Groote Kerk, die vanaf 1572 tot en met 1914, in de Catharijnekerk op de kansel hebben gestaan. De achtste predikant in de lijst was Theophilus Rijckewaert (1600-1619). Been schrijft o.a. over deze dominee: "(...) de Remonstrantse dominees verloren hun ambt, dat geschiedde ook met ds. Rijckewaert, die in 1613 er voor uit was gekomen, dat hij Remonstrant was. Hij werd in 1619 afgezet, nadat ook de subsidie voor de studie van zijn zoon ingetrokken was, en voor de Synode van Dordrecht gedaagd. (..)".
Ds Rijckewaert werd opgevolgd door de contra-remonstrantse evangelieprediker Willem Crijnsze.
Als contra-remonstrants prediker werd Crijnsze na een ambtsperiode van 1604-1616 afgezet en verbannen. Vanaf 1618 werd Crijnsze teruggeroepen en in zijn ambt hersteld.
In de levensbeschrijving van dominee Crijnsze, noemt Johan Been hem, "een prachtkerel en een afgod van de 'cleyne luyden".